Door "alle cookies toestaan" te bevestigen, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. Met de knop "configureren" kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan. U kunt uw instellingen te allen tijde wijzigen binnen ons privacy statement.
Laadnetwerk Wallbox en externe verbruikers, met energiemeter voor het totaalverbruik van het systeem
Het totaal aan laadstromen in een DLM-netwerk mag niet hoger zijn dan de capaciteit van de netaansluiting. De huidige totale belasting van een netaansluiting wordt geregistreerd door een extra externe energiemeter. De coördinator-Wallbox communiceert via Modbus-TCP met de externe meter en vraagt regelmatig het totale verbruik op. De meter moet voorzien zijn van een ethernet-interface en via TCP/IP kunnen communiceren. De coördinator regelt de afzonderlijk laadstromen dusdanig dat het totale verbruik de netaansluitingsstroombegrenzing niet overschrijdt. Daarvoor moet de toepassing bekend zijn en de meter overeenkomstig zijn ingebouwd op de correcte positie in het lokale, particuliere stroomnet om het totale verbruik te registreren.
Configuratie van de parameters
Voor de inrichting van het dynamische belastingsbeheer moeten alle laadstations zich in hetzelfde netwerk bevinden. Via een switch en de statische ethernetconfiguratie kunnen de Wallboxen ook een eigen netwerk vormen zonder externe toegang. Meer informatie over de netwerkintegratie vindt u hier. Voor de configuratie opent u de app en gaat u naar 'Systeem - Instellingen'. Open de 'Geavanceerde instellingen' en selecteer de 'Expertinstellingen'. Selecteer nu 'Dynamisch belastingsbeheer (DLM)'. Definieer precies één laadstation per laadcombinatie als DLM-coördinator, die de coördinatie met de DLM-laadpunten overneemt.
De volgende parameters moeten in de DLM-coördinator worden ingesteld, terwijl in de afzonderlijke laadpunten alleen de gemarkeerde parameters moeten worden ingesteld. Parameters zonder instellingsinstructies kunnen voor deze toepassing worden genegeerd.
Parameteroverzicht DLM | |
App-parameter | Instelling |
DLM rol coördinator/laadpunt | Voor de coördinator DLM-coördinator selecteren Voor de laadpunten wordt geadviseerd |
DLM-netwerk-ID | Willekeurig getal invoeren, bijvoorbeeld 1 (ID moet identiek zijn in coördinator en alle laadpunten) |
Verbinding DLM-coördinator |
|
IP-adres van de DLM-coördinator |
|
Aantal herkende DLM-laadpunten | Informatie in de coördinator ter controle hoeveel laadpunten er verbonden zijn met de coördinator |
Onderverdelingsstroombegrenzing belastingsbeheer L1/L2/L3 [A] | Deze waarde moet worden ingesteld en is afhankelijk van de nominale stroom van de zekering in de onderverdeling van de laadcombinatie. |
Netaansluitingsstroombegrenzing L1/L2/L3 [A] | Deze waarde moet worden ingesteld en komt overeen met de netaansluitingsstroombegrenzing van het gebouw (nominale stroom van de hoofdzekering op de toevoerleiding naar het gebouw. |
Maximaal verdeelbare laadstroom L1/L2/L3 [A] | Instelling van de beschikbare stroom voor de verdeling over de aangesloten elektrische voertuigen (≤ onderverdelingsstroombegrenzing belastingsbeheer) |
onderste stroombegrenzing netaansluiting [A] | Minimale stroom waar het laadproces per laadstation niet onder mag komen (min. 6 A) |
Stroombegrenzing bij uitval verbinding [A] | Stroombegrenzing voor ieder laadpunt als de verbinding naar de DLM-coördinator uitvalt. |
Meterondersteuning voor externe belastingen | Geactiveerd |
Externe meter | Ingebouwd metertype selecteren |
IP-adres van de externe Modbus-TCP-meter | Hier moet een statisch IP-adres worden ingevoerd voor de externe meter. Dit IP-adres moet ook worden opgeslagen in de meter en de DHCP-modus van de meter moet worden uitgeschakeld (zie hiervoor handleiding van de meter). Eventueel moet in de netwerkrouter nog worden ingesteld dat er een statisch, gelijkblijvend IP-adres wordt toegewezen aan de meter. |
Poort van de externe Modbus-TCP-meter | 502 (standaard - gereserveerd voor Modbus) |
Terugzetten van de database DLM-laadpunt | Optioneel: Selecteer 'Verwijderen' in de DLM-coördinator, als er bijvoorbeeld een laadpunt de laadcombinatie heeft verlaten en de database moet worden teruggezet. |
Vermijden van asymmetrische belasting | Activeren |
Begrenzing asymmetrische belasting [A] | bijvoorbeeld 16 A |
Veiligheidsmarge bij externe belasting L1/L2/L3 [A] |
|
IT-stroomnet in het DLM |
|
Offset-DLM bij ingang PV gebruiken |
|
Offset bij ext ingang PV L1/L2/L3 [A] |
|
Logisch gedrag van de ext ingang PV |
|
Aansluitingstype externe meter | Entrypunt selecteren |
Zodra de parameters per NFC zijn overgedragen naar de Wallbox, start de Wallbox opnieuw op. Daarmee is het DLM volledig ingericht en actief.